Oproep tot openheid en permanente zelfevaluatie

Hierna  volgt een tekst van de hand van Arjan Eleveld en Rudi Nieuwenhoven gericht op vergroting van openheid intern-en extern D66, een nieuwe interne cultuur, decentralisatie  van de organisatie. Tevens treft u de motie aan die op basis van deze tekst is ingediend voor het congres van 6 april a.s. Wij roepen u op om deze motie te ondersteunen via Mijn D66. Tevens roepen wij u op  de tekst en de motie door te zetten naar uw appgroepen en bekenden, van wie u verwacht dat zij ondersteund willen zijn. 

Inleiding

Sinds jaar en dag is D66 de partij voor vrijdenkers. Liberalisme, verantwoordelijkheidsgevoel, tolerantie, een internationale oriëntatie en sociale betrokkenheid zijn waarden die ons altijd hebben aangesproken. ‘Laat iedereen vrij maar laat niemand vallen’ is een goed gekozen motto dat ons denkgoed uitstekend weergeeft. Het lijkt ook een groot deel van het electoraat aan te spreken, getuige de uitkomst van de Tweede kamer verkiezingen van 2021.

De verkiezingsuitslag van 22 november 2023 werd echter een zware klap, voor ons land en voor onze partij. De coalitie heeft dramatisch verloren, maar D66 was de grootste verliezer van allemaal.

Ondanks een goede campagne, onder aanvoering van een uitstekende Rob Jetten, was er veel teleurstelling bij ons electoraat. De belofte van ‘nieuw leiderschap’ was niet waargemaakt.

Opvallend is ook dat diverse commentatoren, evenals veel mensen in de samenleving, uitgesproken negatief zijn over D66. Termen als elitair en betweterig worden daarbij gebruikt. Het zijn verwijten die haaks staan op onze waarden, maar die heel hardnekkig blijken te zijn.

Ook binnen onze partij is er al langere tijd een gevoel van onbehagen. Terwijl wij een inclusieve maatschappij nastreven, is ons ledenbestand weinig divers. Onze leden zijn gemiddeld theoretisch opgeleid en vervullen relatief goede maatschappelijke posities. Praktisch opgeleide kiezers en mensen met een laag  inkomen lijken zich niet thuis te voelen binnen D66. Verder geven nieuwkomers, mensen die recent lid zijn geworden, aan moeilijk echt aansluiting te vinden. Ongemerkt en ongewild hadden we onze eigen “bubbel  gecreëerd.

Deze constateringen hebben ertoe geleid dat binnen de partij een beweging is ontstaan onder de noemer ‘de open partij’.(www.deopenpartij.nl) In november 2020 steunde het congres met overgrote meerderheid de motie ‘open partij’ waarin werd opgeroepen om te streven naar grotere openheid en acceptatie, onder andere door contacten met het maatschappelijk middenveld te stimuleren en niet-leden te betrekken bij initiatieven. Onder het motto ‘D66, waar iedereen mee kan doen’ werd in 2021 het nieuwe strategisch plan (2022-2026) geschreven waarbij de input van enkele honderden leden werd betrokken.

Dit strategisch plan werd door het Landelijk Bestuur geaccepteerd en omarmd. Toch moeten we constateren dat, onder druk van ontwikkelingen en andere prioriteiten, veel van de voorgestelde acties en initiatieven niet zijn opgepakt. De indruk is ontstaan dat  het plan en de signalen onvoldoende serieus  zijn genomen en dat teveel aandacht is gegeven aan urgente, veelal interne aangelegenheden.

Overwegingen

We denken dat een cultuurverandering naar meer openheid en diversiteit beslist noodzakelijk is en dat we meer open moeten staan voor en rekening moeten houden met alternatieve geluiden.

Een kritieke voorwaarde hiervoor is het versterken van de contacten met het maatschappelijk middenveld, een al lang bestaande wens. Om dit te realiseren, zal er meer initiatief vanuit de afdelingen richting het maatschappelijk middenveld moeten worden ontplooid. De beoogde contacten betreffen daarbij niet alleen directeuren van zorg- en onderwijsinstellingen, maar ook mensen die betekenisvolle maatschappelijke functies vervullen, zoals politiemensen, verpleegkundigen, leraren,etc.

Vervolgens zal het nodig zijn dat signalen over de problematiek in de maatschappelijke realiteit en kritiek op voorgenomen en geldend centraal beleid, op een gestructureerde wijze naar het centrale niveau van de vereniging worden geleid. Een werkelijk democratische partij vraagt om permanente voeding van onderen. Zie Donald Loose (‘Democratie op wankele bodem’, 2021). 

In feite pleiten wij ervoor de huidige ‘organisatiepiramide’ gedeeltelijk op z’n kop te zetten. De interactie tussen onze politieke top, de vereniging en de samenleving zal hierdoor versterkt worden. Ons inziens is er nu sprake van een te sterke focus op het landelijke politieke spel. De inzet van de leden bij de formulering van beleid en de uitvoering daarvan kan veel groter zijn. Wij zijn ervan overtuigd dat er binnen het ledenbestand veel leden zijn met relevante kennis en ervaring die bijdragen willen leveren voor centraal en decentraal niveau. Dit alles kan bijdragen aan een cultuur waarin we elkaar kunnen aanspreken op successen en falen zonder dat dit leidt tot frustraties of gevoelens van diskwalificatie of veroordeling. Hierbij hoort ook dat het Landelijk Bestuur de politieke top kritische tegenspraak kan leveren, en vice versa.

Voorstellen

We roepen op om een projectleider aan te stellen die als opdracht krijgt om invulling te geven aan de genoemde overwegingen en de eerder  voorgestelde acties van het strategisch plan uit te voeren. Hiervoor zullen de benodigde middelen beschikbaar gesteld moeten worden. Ook zal de projectleider leden en medewerkers van het landelijk bureau moeten kunnen inzetten om tot concrete resultaten te komen.

Het contact tussen centraal en decentraal zal organisatorisch versterkt moeten worden. Daarin past het om een flink aantal decentrale bestuurders toe te voegen aan het Landelijk Bestuur. Deze suggestie en het versterken van de adviesfunctie van het Landelijk Bestuur vraagt om een goede uitwerking van de bijbehorende profielen.

Ook is het nuttig om goede resultaatafspraken te maken. Het is wenselijk om met enige regelmaat vast te stellen hoe het gaat met het bereiken van vastgestelde resultaten en die te beoordelen en te bespreken. Dat bevordert openheid en duidelijkheid. Het proces van beoordelen vraagt om professionele begeleiding. Het zou te overwegen zijn om een ervaren HR-specialist o.a. hiervoor in te zetten bij de politieke- en verenigingskant van D66.

Tenslotte, om openheid en zelfkritisch vermogen te stimuleren, stellen wij voor om een klankbordgroep in te stellen, die gaat functioneren als een onafhankelijke Raad van Advies. Deze Raad volgt het optreden van D66 op landelijk niveau en vormt zich daarover een oordeel. De Raad zou een structureel karakter moeten hebben en van ‘zwaar kaliber’ moeten zijn. Deze Raad zou gevraagd en ongevraagd advies moeten kunnen geven aan zowel het LB als de politieke top.

De samenstelling van zo’n Raad is natuurlijk essentieel. Het zou juist niet om overtuigde D66 kiezers moeten gaan, maar om onafhankelijke denkers met goede maatschappelijke connecties.

Concluderend

Onze oproep is gericht op een meer open en meer decentrale vereniging die met feiten en visie een grote rol speelt als constructief kritisch tegenwicht voor de politieke top. De oorspronkelijke waarden van D66 van toegankelijkheid, transparantie en vrijdenken staan hierbij centraal. Wij denken dat deze omslag noodzakelijk is om D66 in staat te stellen de democratie effectiever te kunnen verdedigen in een verhardend land waar redelijkheid en menselijkheid steeds meer in de verdrukking komen.

Rudi Nieuwenhoven                       februari 2024

Arjan Eleveld

Deze tekst is de basis voor de motie ‘Een nieuwe kans voor een open partij’, ingediend op het congres van 6 april 2024 te Nieuwegein

Motie ‘Een nieuwe kans voor een open partij’

Ondersteunen – Beoordelen, stemming “Congres 119”, D66Algemeen Organisatorische Motie 

Titel Motie Een nieuwe kans voor een open partij

Indiener(s)Rudi Nieuwenhoven

Woordvoerder Rudi Nieuwenhoven

Het D66 Congres op zaterdag 6 april 2024 bijeen te Nieuwegein,


constaterende dat:

  • Binnen onze partij al langer een gevoel bestaat van onbehagen. Terwijl wij inclusie nastreven, onze leden vooral theoretisch opgeleid zijn en relatief goede posities vervullen. Praktisch opgeleide kiezers en mensen met een relatief laag inkomen, zich niet thuis lijken te voelen binnen D66.;
  • De verkiezingsuitslag een zware klap was voor ons. Ondanks een goede campagne er veel teleurstelling was bij ons electoraat.;
  • Opvallend is dat een flinke groep mensen uitgesproken negatief is. Termen als elitair en betweterig worden gebruikt. Deze verwijten haaks staan op onze waarden.;


overwegende dat:

  • Bovenstaande heeft geleid tot een beweging ‘de open partij’. In 2020 het congres de motie ‘open partij’ steunde, waarin werd opgeroepen tot grotere openheid en acceptatie.;
  • Onder het motto ‘D66, waar iedereen mee kan doen’ in 2021 het strategisch plan 2022-2026 werd samengesteld, met input van vele leden.;
  • Het strategisch plan en de signalen onvoldoende serieus lijken te zijn genomen.;
  • Meer openheid en diversiteit noodzakelijk zijn. Input vanuit de basis van de partij, permanente feedback en kritische tegenspraak structureel verankerd moeten zijn.;

roept het Landelijk Bestuur op:

  • Stel een structureel budget beschikbaar om een projectleider aan te stellen, die bovengenoemde overwegingen en de eerdere voorstellen uit het strategisch plan doet uitvoeren.;
  • Een bestuursmodel uit te werken, waarin plaats is voor een aantal decentrale bestuurders in het LB, passende profielen het gehele LB op te stellen en daarover te rapporteren op elk congres.;
  • Een voorstel te doen voor een onafhankelijke Raad van Advies, die het LB en de politieke top gevraagd en ongevraagd advies geeft.;

en gaat over tot de orde van de dag.

Zo blijft de politieke partij bestaan

Het voortbestaan van politieke partijen is een voorwaarde voor onze representatieve democratie. Daarvoor is het wel nodig dat politieke partijen – D66 voorop – meer interactie tussen samenleving enerzijds en vereniging en partij anderzijds moeten organiseren naast tijdige en eerlijke verantwoording en een stevige decentrale organisatie. Door Rudi Nieuwenhoven. Publicatie; Idee april 2022

Lees hier het hele artikel

Samenwerken op lokale schaal Uit: MEER WEL, een uitgave van de Publieke Zaak, hoofdstuk 9 Lokale overheid.

Meer Wel is een boek geschreven onder leiding van de Publieke Zaak. Het boek is de uitkomst van een serie inspirerende sessies over de structuur van de publieke zaak, onder het motto ‘Create the Future’. Ruim 150 doeners, denkers en schrijvers afkomstig uit wetenschap, kunst, politiek, overheid en bedrijfsleven legden hun ideeën rond de grote uitdagingen voor de toekomst ter discussie en inspiratie voor. Veel leden van team zijn (actief) lid van D66. Het boek bevat zestien hoofdstukken met bouwstenen voor een nieuwe inrichting van Nederland, die ook een nieuwe vorm van besturen veronderstelt. Onderstaande tekst is hier en daar aangepast aan de laatste ontwikkelingen en omvat ideeën rond de lokale overheid en het organiseren van onderdelen van onze samenleving dichtbij mensen en als mensen onderling. De ideeën zijn vast omlijnde noch volledig uitgewerkte concepten, maar zijn opgeschreven om te inspireren. Voor meer informatie over Meer Wel zie Boek ‘Meer Wel’ overhandigd aan de jonge generatie | De Publieke Zaak

Meer lezen? Klik hier

Burgerparticipatie is nu ondemocratisch

Het uitgangspunt van burgerparticipatie is nobel, maar de praktijk levert vooral frustratie op. Deelnemers zien niet al hun ideeën terug in het besluit, raadsleden durven geen eigen afweging meer te maken en de niet-participerende buurtbewoners hebben het nakijken. De huidige crisis biedt kansen om te experimenteren met andere vormen van burgerinspraak. Lees het artikel hier verder

Door: Sander van Diepen

Over het (voort)bestaan van de middenpartijen

door Rudi Nieuwenhoven

Politieke partijen vervullen een centrale rol in onze parlementaire democratie. Bij de start van ons parlementair stelsel was dat echter niet het geval en ook is niet iedereen overtuigd (geweest) van de positieve rol van partijen. Hun (voort)bestaan is niet vanzelfsprekend en vraagt om periodiek onderhoud. Dit geldt zeker voor de bestaande middenpartijen – zoals D66 – die buitenspel gezet dreigen te worden. Zij lijken hier nog geen effectief antwoord op te hebben. Deze bijdrage biedt zeven suggesties voor discussie.

Democratie zonder politieke partijen?

Onlangs vroeg emeritus hoogleraar J.Th.J. van den Berg zich in een column af of we het in onze democratie kunnen doen zonder politieke partijen. Hij werd geïnspireerd door het recente proefschrift van Gerrit Oomen die de parlementaire geschiedenis in de periode tussen 1840 en 1853 gedetailleerd heeft bestudeerd. De auteur komt tot de conclusie dat
de voorspelbaarheid van het stemgedrag in de periode waarin politieke partijen dominant waren in het parlement niet veel afweek van dat in de periode waarin dat nog niet het geval was. Oomen zelf wijst op het belang van de prominente opinieleiders toentertijd in de Tweede Kamer. Van den Berg blijft zitten met de bovenvermelde vraag.

In 1943 schreef Simone Weil – filosoof, actievoerder, mysticus – een essay over het afschaffen van alle politieke partijen: On the Abolition of All Political Parties. Zij beargumenteert daarin dat het samenvallen van woede van het volk met het naar binnen gericht zijn van politieke partijen zal leiden tot een bedreiging van de democratie. Ook beredeneert zij dat in politieke partijen zit ingebakken dat zij hun gemeenschappelijke passie cultiveren en hun partijagenda verabsoluteren. Naar haar mening zullen daarom niet de beste oplossingen voor de problemen van de gemeenschap worden gevonden.

Op de voorkant van het Appèl stond prominent: ‘aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie’

Is stabiliteit in het belang van ons stelsel?

Medio 19e eeuw kwamen in Nederland de fundamentele wetten tot stand in een parlement zonder veel geformaliseerde partijen. Er vormden zich groepjes rond bovengenoemde prominente opinieleiders. Tegenwoordig zien wij dat als ongewenste instabiliteit. Het is de vraag of de huidige relatieve stabiliteit in het belang is van de houdbaarheid van ons stelsel. In 1966 keken de oprichters van D66 uit naar het ontploffen van het verouderde (partij)bestel. Op de voorkant van het Appèl stond prominent: ‘aan iedere Nederlander die ongerust is over de ernstige devaluatie van onze democratie’ – en mijns inziens ook over onze partijen(structuur). In al die jaren heeft dit bij D66 niet zo veel aandacht gekregen. Bij Hans van Mierlo ging het vooral om meer transparantie en de eeuwige machtspositie van het CDA.

Het gaat inmiddels zo ver dat een afgescheiden Kamerlid wordt gezien als een zetelrover. Het gekozen Kamerlid is in die zienswijze kennelijk eigendom van een politieke partij

Anno 2020 zijn er achttien fracties in de Tweede Kamer en deze partijen organiseren ruim 300.000 burgers (leden). Een organisatiegraad die niet lijkt op die van de Nederlandse vakbeweging en andere maatschappelijke organisaties. Bij die vakbeweging wordt, ook door D66, nogal eens de vraag gesteld of zij nog wel kunnen spreken namens de werknemers. Ik realiseer mij dat het uitgangspunt in de parlementaire democratie is dat na en door verkiezingen door de kiezers er een formeel draagvlak ontstaat. Het gemak waarmee kiezers van partij wisselen, doet daar afbreuk aan, evenals soms het opkomstpercentage en het verloop van de leden van een partij. Daaraan zou meer aandacht moeten worden gegeven. Het gevaar bestaat dat het gaat ontbreken aan voldoende draagvlak voor de rol die partijen altijd hebben vervuld: het verzorgen van de relatie tussen burgers en politiek, de formulering van partij- en verkiezingsprogramma’s en de keuze van kandidaten voor de vertegenwoordigende lichamen en voor de uitvoerende macht. Ook bij de keuze van burgemeesters en commissarissen van de Koning hebben deze partijen een flinke invloed. Het gaat inmiddels zo ver dat een afgescheiden Kamerlid
wordt gezien als een zetelrover. Het gekozen Kamerlid is in die zienswijze kennelijk eigendom van een politieke partij. Denk nu terug naar medio 19e eeuw en zie hoe toen de zeer onafhankelijke gekozenen tot succesvolle vernieuwende wetgeving kwamen. Natuurlijk zijn de maatschappelijke omstandigheden verschillend, maar het blijft de moeite waard om die tijd nog eens als inspiratie te betrekken bij huidige gedachtevorming.

(Voort)bestaan middenpartijen niet vanzelfsprekend

Hiervoor heb ik, mede aan de hand van waarnemingen van anderen, geprobeerd aan te geven dat het (voort)bestaan van politieke partijen niet vanzelfsprekend is en vraagt om periodieke maintenance. Ik kom voorlopig tot de conclusie dat om de traditionele rol van politieke partijen te handhaven er een sterkere legitimering moet ontstaan voor het optreden van politieke partijen. Als dat niet lukt, dan zou het verdwijnen van politieke partijen een gevolg kunnen zijn (zie Simone Weil). Vanuit deze kijk op de huidige positie van
politieke partijen, heb ik twijfels of de constructieve middenpartijen nog wel in staat zijn om de passende tegenkracht te leveren ten opzichte van populisten en ‘sterke mannen’. Er hoort daarbij een sterk leiderschap binnen die partijen en dat kan versterkt worden. Zie de positie van bondskanselier Merkel in Duitsland op het hoogtepunt van haar macht en de ruimte die AfD kon innemen, en zie wat er daarna gebeurde en tenslotte het effect van haar
aanpak bij de coronacrisis. Daardoor heb ik zorg of deze partijen de parlementaire democratie en rechtstaat op langere termijn overeind kunnen houden.

Politieke partijen vervullen een centrale rol in onze parlementaire democratie. Bij de start van ons parlementair stelsel was dat echter niet het geval en ook is niet iedereen overtuigd (geweest) van de positieve rol van partijen. Hun (voort)bestaan is niet vanzelfsprekend en vraagt om periodiek onderhoud. Dit geldt zeker voor de bestaande middenpartijen – zoals D66 – die buitenspel gezet dreigen te worden. Zij lijken hier nog geen effectief antwoord op te hebben. Deze bijdrage biedt zeven suggesties voor discussie.

“Populisten declasseren voortdurend bestaande partijen en vinden steeds vaker, door diverse media gesteund, in de publieke opinie het ‘echte’ contact met het volk”


Het is steeds meer duidelijk dat er directe relaties met het volk worden gezocht door autocratische leiders, of in de vorm van meer ‘directe democratie’, waarbij wordt geprobeerd bestaande middenpartijen buiten spel te zetten. Populisten declasseren voortdurend bestaande partijen en vinden steeds vaker, door diverse media gesteund, in de publieke opinie het ‘echte’ contact met het volk. Ook hierbij is de mondiale ontwikkeling
zeer zichtbaar en lijkt sprake te zijn van wederzijdse inspiratie tussen de populistische partijen. D66, en andere constructieve middenpartijen, doen het in relatie tot met name de rechtse vleugelpartijen relatief goed op inhoud, bestuur en parlementair optreden. De middenpartijen komen in vergelijking met populisten qua inhoud wel in de problemen, omdat bij deze partijen inhoudelijke overlapping voorkomt. Het wordt ingewikkeld als in verkiezingscampagne deze verschillen worden uitvergroot en door coalitievorming deze verschillen gedeeltelijk weer verdampen. Daarna is het prijsschieten voor de anderen.

Zeven suggesties voor discussie binnen D66

Het blijft lastig concurreren met partijen die niet consistent zijn in hun inhoudelijke standpunten of de gevolgen op diverse beleidsterreinen niet willen zien. We leggen het af waar het gaat om de beeldvorming binnen de samenleving of wij wel opereren in het belang van alle burgers. De rechtse en linkse vleugelpartijen pretenderen met succes in de media
dat zij weten wat de burgers willen en wat hen beroert – niet de deelnemers van het zogenaamde ‘partijkartel’. Daar moeten we wat aan doen, het liefst in afstemming met andere constructieve partijen. Dat moet een hoge prioriteit hebben, naast vernieuwing van onze programma’s. Ik doe daarom zeven suggesties voor discussie binnen D66:

  1. Stel een klankbordgroep samen met burgers die geïnteresseerd zijn in de politiek en die geen uitgesproken D66-fans zijn. Periodiek zouden zij hun waarnemingen over – en evaluatie van het functioneren van de partij en fracties moeten willen bespreken met relevante vertegenwoordigers uit fracties en bestuur. De D66’ers moeten primair willen
    ontvangen en incasseren en niet zenden en defensief zijn.
  2. Houd regelmatig grote en kleine townhall-meetings met zoveel mogelijk niet-D66’ers. Vanaf pre-campagnetijd zou dat een routine moeten zijn. Breng daar onder andere programmapunten die nog in ontwerp zijn in discussie.
  3. Stel congressen open voor niet-leden met recht van deelname aan de discussie en wellicht een aangepast stemrecht. Bevorder meer accent op inhoudelijke en levendige discussie. De inhoudelijke besluitvorming lijkt zich in een feitelijk te kleine groep af te spelen. Bezie of het mogelijk is je te beschermen tegen deelname van niet-constructievemkrachten die de besluitvorming zouden willen kapen.
  4. Bewaak dat partij, fracties en bestuurders zich maximaal openstellen voor vragen en signalen uit de samenleving en de partij. Zet hiervoor een monitoringsysteem op om de invulling daarvan te volgen en te evalueren. Vul dit aan met de registreerde inhoudelijke redenen voor het opzeggen door leden.
  5. Onderzoek hoe het mogelijk zou kunnen zijn om het internet te gebruiken voor directe input van burgers over hun opvattingen over inhoudelijk politieke onderwerpen. Nodig daarvoor ook gericht beroepsgroepen uit om hieraan mee te doen. Dit laatste kan de kennis over en inzicht vergroten in hetgeen leeft binnen werkverbanden. Het moet niet gaan om werkgevers- of werknemersorganisaties die hun geluid al voldoende laten horen.
  6. Ga een discussie aan – en niet alleen met de usual suspects – over de vraag hoe het partijpolitieke landschap zou moeten veranderen en wat onze rol daarbij zou kunnen zijn.
  7. Tenslotte zou ook doordacht kunnen worden of onze partijorganisatie gebaseerd kan worden op de kiesverenigingen uit de 19e eeuw. Dit lijkt op het invullen van de toekomst door de achteruitkijkspiegel, maar soms geeft het verleden een goed advies. Politieke discussies en oordeelsvorming zouden dan primair lokaal of regionaal plaatsvinden binnen relatief losse verbanden. Naast D66’ers, zouden daaraan ook andere ongebonden burgers deelnemen. Zij zouden ook in eerste instantie kandidaten voor het parlement moeten voordragen. Het gebruik van de naam D66 zou niet strikt noodzakelijk zijn. Bezien zou
    kunnen worden of bestaande lokale groeperingen geïnteresseerd zijn. De centrale organisatie D66 zou verantwoordelijk zijn voor landelijke (verkiezings)programma’s, het beoordelen van de voorgestelde kandidaten en landelijke communicatie. Het staat wellicht ver af van de actualiteit, maar het kan de moeite waard zijn om het idee uit te diepen.

Tot slot

In het voorgaande heb ik mijn zorgen verwoord over het voortbestaan van onze ‘partijendemocratie’. Het zal duidelijk zijn dat deze bijdrage geen wetenschappelijk essay is. Ik heb geprobeerd een stimulans te geven om na te denken over hoe onze middenpartijen, en dus ook D66, zich zouden moeten aanpassen om antwoorden te vinden op tendensen van autocratie en de zogenaamde ‘directe democratie’. Kan dit het begin zijn van een bredere discussie?