Draagvlak

Draagvlak en verbondenheid met de burger
Het draagvlak van de ‘traditionele’ politieke partijen is de afgelopen periode verzwakt en dat is slecht voorde door ons zo gekoesterde democratische staatsvorm. Deze verzwakking ontstaat door een steeds lagere organisatiegraad en door teruglopende ledenbestanden. Tekenend is het gemak waarmee politieke groeperingen ontstaan, verdwijnen of samengaan. Dat geldt evenzo voor de mate waarin stemmers van de ene op de andere verkiezingen van partij wisselen. Het gaat daarbij meestal niet om datgene waarvoor een partij in algemene inhoudelijke zin staat, maar om personen of een enkel aansprekend issue of grief. Het opkomstpercentage bij verkiezingen in het algemeen neemt af en zou ook kunnen duiden op een afnemend draagvlak van de politiek. Het lijkt er steeds meer op dat politieke partijen de burger niet lang weten te binden. Tegelijkertijd zien we in de huidige tijd steeds vaker kleine en grote niet-geïnstitutionaliseerde bewegingen opkomen. Groeperingen die burgers vaak tijdelijk gepassioneerd weten te mobiliseren om hun maatschappelijke zorgen kenbaar te maken. Of het nu duurzaamheidgroeperingen, anders wonen bewegingen, tentjes voor het beursgebouw of de Black Lives Matter demonstraties zijn, er zit een lijn in: burgers die samenkomen, van zich laten horen en iets willen doen omdat ze zich zorgen maken over hun toekomst in de maatschappij van vandaag. Politieke organisaties lijken minder goed in staat om op die bewegingen in te spelen of een politieke uitingsvorm van dergelijke bewegingen te vormen. Misschien wel omdat de bewegingen niet gestructureerd georganiseerd zijn en niet zulke directe, concreet vertaalbare politieke eisen hebben, maar veel meer een oproep zijn tot mentaliteitsverandering, bewustwording, etc. D66 doet zeer zijn best de signalen zorgvuldig te benaderen, maar raakt regelmatig toch niet de kern  waarover dit soort bewegingen  gaat. Het leidt tot het beeld van verwijdering tussen de praktische handelingsbehoefte van burgers en het politiek handelen.

Juist D66, die als partij “het vertrouwen in de eigen kracht van mensen” voorop zet en zo duidelijk spreekt over het ordeningsprincipe van “mensen onderling” (verenigingen e.d.), zou meer aansluiting kunnen zoeken bij deze krachten en ze verbinden met de maatschappelijke doelen waarvoor D66  staat. De ‘D66-visie’op de maatschappij roept om een verenigingsvorm die naast politiek handelen in raadzaal of Tweede Kamergebouw, burgers inspireert, toegang verschaft en handelingsperspectief geeft om de maatschappelijk idealen in de directe (persoonlijke) omgeving toe te passen. D66 als maatschappelijke ‘levensvorm’. Daarom is het van belang om ons denken niet alleen in een politieke partij vorm te geven, maar ook in een maatschappelijke beweging. Eerder zijn binnen D66 pogingen gedaan om daaraan invulling  te geven, zoals Doen66 binnen de partij en de innovaties rond burgerparticipatie door onze politici. Onze huidige analyse en suggesties passen daarmee in een langere historie.

Draagvlak onder het maatschappelijk middenveld
Na de verzuiling, waarin politieke partijen het belang van bepaalde groepen ‘vertegenwoordigden’ en partijen een spiegelbeeld hadden in maatschappelijke organisaties van vakbond tot sportvereniging, is de verbinding met maatschappelijke organisaties verminderd en wordt een verbinding al snel als niet onafhankelijk gezien. Hiermee is ook de verbinding met de maatschappelijke drijfveren van deze organisaties verminderd. Traditionele partijen kenmerkten zich in het verleden vaak door een sterke binding met het maatschappelijk middenveld (kerken, ondernemers, vakbonden, boeren, natuur, etc.). D66heeft altijd principieel een dergelijke bindingwillen voorkomen uit zorg voor nauwe belangenpolitiek. Een dergelijke relatie is voor het ‘ophalen’ van ideeën en gevoelens binnen die samenleving echter wel van belang. Het is gewenst dat D66 zich sterker met het maatschappelijk middenveld verbindt. Dat kan door intensiever met organisaties te communiceren en hen gestructureerd uit te nodigen input te leveren en kennis te delen. Niet op grond van partijpolitieke standpunten, maar meer op basis van zorgen en ideeën over de maatschappelijke problemen in de breedte. De maatschappelijke binding leidt ook tot het inzicht dat samenwerking nodig is en dat ook rekening gehouden moet worden met opvattingen van minderheden, ons coalitiemodel.

Draagvlak, individualisme en het politiek versus het publiek domein
Een vaker gehoorde kritiek is dat het de overheid steeds minder lukt om te “leveren, m.n. als het gaat om dienstverlening aan burgers. Denk daarbij aan de toeslagen affaire, de schade afhandeling Groningen, ICT projecten, aanpakken van belastingontwijking, beteugelen van zorgkosten etc. De overheid wil wel, maar het lukt vaak niet het gewenste resultaat te bereiken. Een deel van de verklaring is dat in een complexe sterk geïndividualiseerde samenleving het principe dat ‘ongelijke gevallen, ongelijk worden behandeld’ minstens zo belangrijk is als dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Onze (centrale) overheid is goed in dat laatste maar schiet te kort bij het eerste. Een deel van de oplossing is om besluitvorming en organisatie van het openbaar bestuur dichter bij de burgers neer te leggen. Lokaal kan er beter maatwerk worden geleverd (ongelijke gevallen, ongelijk behandelen) en het gesprek met mensen op persoons niveau te organiseren.

Daar komt bij dat er in de afgelopen decennia een verschuiving heeft plaats gevonden tussen het Politieke- (Gemeenteraad, Staten, Tweede Kamer) en het Publieke domein (Scholen, Onderwijs, Ziekenhuizen, Corporaties etc. De overheid heeft in de jaren 80 en 90 steeds meer traditionele overheidstaken ‘verzelfstandigd’. Daarmee is de formele zeggenschap van de politiek en de overheid overgegaan naar de besturen van betreffende verzelfstandigde organisaties. Op zichzelf een goede beweging, omdat die beter  kan inspelen op individualisering, die vraagt om ongelijke behandeling in ongelijke gevallen. De verzelfstandigde organisaties staan immers dichter bij de inwoner. Maar met het uitplaatsen van de zeggenschap uit het politieke domein, is weliswaar  ook medezeggenschap georganiseerd (OR, MR). Maar het democratisch principe van kaderstelling en controle is niet mee verplaatst. De bevoegdheden van medezeggenschap zijn marginaal in vergelijking met die tussen wetgevende en uitvoerende macht in de politiek. Dit terwijl dat publieke domein gaat over de school van je kinderen, het ziekenhuis waar je geopereerd wordt, de corporatie waar je bij huurt, het verpleeghuis van je moeder. Dat is wat mensen in de kern van hun betrokkenheid raakt en wat zij zien als de taak van de overheid en daarmee de politiek om dat goed te regelen, onder andere door versterkte individuele governance-systemen.

Het democratische gat van Nederland zit niet alleen in het politieke domein, maar minstens zo sterk in het publieke domein. Wanneer wij de democratie willen versterken op een manier die echt helpt om het vertrouwen van onze burgers te herwinnen, dan moeten we niet (alleen) kijken naar het parlement, maar ook bezien hoe betrokkenheid en democratie wordt georganiseerd in het bredere publieke domein bij individuele instellingen. Voor een dergelijke transformatie is een strategische visie, het betrekken van de samenleving en een aangepaste structuur voor besluitvorming nodig. Het betekent het doorbreken van oude rolpatronen: van ambtenaren, burgers, van maatschappelijke partners, gemeenten, provincie en van het rijk. De omslag moet worden gemaakt van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Daarmee verandert de rol van ‘klant’ naar ‘betrokken inwoner’ en van sectoraal naar integraal werken .

Draagvlak en populisme
Verzwakt draagvlak heeft als consequentie dat er gemakkelijk ruimte ontstaat voor populistische partijen, populisten en ‘sterke mannen’. In binnen- en buitenland zetten zij vraagtekens bij de waarde en legitimiteit van de parlementaire democratische staatsvorm. Vaak pleiten zij voor meer ‘volksdemocratie’, waarbij de leider de vertolker van het volk is en de stem van de meerderheid (eventueel gevalideerd met behulp van referenda)doorvoert; de leider zelf is de democratie. Vaak wordt dit inhoudelijk perspectief gecombineerd met ingeperkte of afwezige interne democratie en afwijzing van media en maatschappelijk middenveld als bolwerken van een ‘elite’. Waarmee ook deze onmisbare pijlers onder een democratische rechtsstaat worden bedreigd. Populisten zijn op zichzelf misschien niet tegen andere politieke partijen, maar veel meer tegen het staatsbestel dat deze voorstaan . Zij zetten daarom die partijen weg als degenen die geen echte verbinding met het volk hebben. Ook dat doet het vertrouwen in deze partijen bij groepen onder de bevolking geleidelijk verminderen.

Meer traditionele partijen kenmerken zich in het algemeen door een constructieve opstelling richting bestuur, voeren een inhoudelijke parlementaire koers en leveren relatief veel competente bestuurders en volksvertegenwoordigers. Doorgaans voeren zij politiek op basis van inhoudelijke opvattingen over beleid. Populistische partijen gaat het minder om voorstellen voor ander beleid. Sterker nog, populistische partijen willen in de kern eigenlijk helemaal niet met traditionele partijen concurreren op beleid. De wereld van het dominante beleid, dat is juist waartegen zij zich verzetten. Zij voeren in wezen een metadebat over welk systeem superieur is. Dat debat voeren wij tot dusver onvoldoende, maar het lijkt inmiddels wel noodzakelijk publiekelijk stevig aan de orde te stellen welke waarden verbonden zijn aan de parlementaire democratie/democratische rechtsstaat en waarom die kostbaar en breekbaar zijn.

Door het voortdurend declasseren van de traditionele partijen door populisten, ontstaat onder delen van de bevolking steeds meer het beeld dat deze partijen een gesloten geheel vormen en staan voor bestuur dat is losgezongen van de werkelijke problemen binnen de samenleving. Populisten beweren dat deze partijen, en de met hen verbonden elite, de problemen met efficiëntie en effectiviteit van de bestaande structuur gedogen omwille van behoud van de macht. De druk op effectiviteit en efficiëntie is er. Maar deze is bijna nooit de uitkomst van behoudzucht. Meestal is de druk terug te voeren op de sterk gestegen snelheid en complexiteit van verandering in de wereld. Dit vereist in toenemende mate stevig overheidshandelen. Het democratisch systeem is echter niet ontworpen om snel te kunnen handelen. Het reageert principieel relatief langzaam, genuanceerd en is georganiseerd om ook het minderheidsbelang in ogenschouw te nemen. Met toenemende verwachtingen onder de bevolking worden ook toenemende eisen gesteld aan ‘effectieve besluitvorming’ en ‘strak management’ op de uitvoering. Ook binnen politieke partijenzelf. Vaak realiseren wij ons te weinig dat democratie allereerst tot stand is gekomen voor het voorkomen van misbruik van macht. In de verdediging van de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat moeten we ook de oorspronkelijke drijfveren weer expliciet maken én zorgen dat die democratie wel klaar staat voor de complexe turbulente wereld. Want voor die wereld is het huis van Thorbecke niet gebouwd. We lossen de druk op de grote democratische vragen echter nooit op door uitsluitend het beleid aan te pakken. Het moet gaan om de overtuiging achter de democratische vorm én om het beleid.
Je kunt stellen dat het wellicht slechts om een kwart van de zetels gaat die je populistisch kunt noemen en dat er dan toch drie kwart niet-populisten zijn. Inderdaad hebben we altijd wel populisten in de Kamer gehad. Toen ging het om een beperkter deel van het Parlement. Nu ontstaat geleidelijk een situatie, waarbij het dringen is in het midden. Dringen tussen partijen van beperkte afzonderlijke omvang. Dat heeft als gevolg, al zijn de onderlinge verschillen maar beperkt, dat de behoefte wordt gevoeld om zeker in de lange campagneperiode die verschillen zeer uit te vergroten. Deze steeds langere periode werkt in de hand dat de ‘opgeblazen’ standpunten door burgers worden ervaren als het onvervreemdbare standpunt van de specifieke partij, in plaats van de verkiezingsretoriek tijdens de laatste maanden voor de stembusgang. Na de verkiezingen, bij het proces van regeringsvorming en dus in het belang van het bereiken van een eindresultaat, verdampen deze verschillen al weer rap. Daarna is het voor de populisten vrij schieten en met behulp van (een deel van) de media wordt het beeld versterkt van ruggengraatloze politici. Bestuurpartijen nemen verantwoordelijkheid door uitruil van standpunten. Zij zijn bereid om compromissen te sluiten, waarbij zij hun steun ook geven aan maatregelen waarvan zij eigenlijk gen voorstander zijn. Zij worden vooral beoordeeld op de punten waarbij zij het door hen gewenst resultaat niet behalen. Een scherp contrast tegenover populisten die hun ‘gedachtegoed’ compromisloos kunnen blijven presenteren aan de kiezers. Opnieuw bladdert iets af van het draagvlak van de traditionele partijen.

Draagvlak en diversiteit
De traditionele partijen doen veel om de diversiteit onder hun vertegenwoordigers vorm te geven en daarmee een representatieve afspiegeling van de samenleving te zijn. Tegelijkertijd lijken zij minder in staat om diversiteit onder hun leden en aanhangers manifest te maken. Ook daardoor ontstaat erosie van het draagvlak. Daar waar het gaat om de diversiteit qua geslacht en seksuele voorkeur, is binnen D66 een flinke slag gemaakt en dat komt binnen het ledenbestand en de kiezers tot uiting. Daar waar het gaat om diversiteit qua culturele achtergrond, lijkt de partij er onvoldoende in te slagen om grotere groepen burgers met een niet-westerse achtergrond te binden. Angst en onbegrip voor het onbekende en een nieuwe mores hebben er lang voor gezorgd dat we als partij niet hebben ingezet op meer culturele diversiteit. Afgelopen jaren lijkt deze angst te hebben plaatsgemaakt voor nieuwsgierigheid en lijkt de partij meer open te staan voor culturele diversiteit en inclusie. De partij zal de komende tijd voor de inhoudelijke verbinding met burgers met een niet-westerse achtergrond duidelijke doelstellingen moeten definiëren en deze ook realiseren. Belangrijkste element daarbij is niet alleen om voor de belangen van mensen met een andere culturele achtergrond op te komen, maar veeleer te leren kijken vanuit hun maatschappijbeeld. Door anders te kijken, dienen zich andere oplossingen aan en dat is precies waarop we zitten te wachten.

 De verwachte recessie van ongekende aard, maakt de noodzaak om de handen met de gehele bevolking ineen te slaan dringend noodzakelijk. Daar hoort polarisatie tussen bevolkingsgroepen in de wereld, maar ook in Nederland, in ieder geval niet bij. Polarisatie brengt in moeilijke economische omstandigheden immers nog grotere risico’s met zich mee. Het is daarom van belang om als partij beter te begrijpen wat minder met de partij verbonden bevolkingsgroepen beweegt. In de afgelopen jaren hebben zich in de samenleving meerdere felle debatten voorgedaan die zijn terug te voeren op het ongemak waarmee Nederland zich lijkt aan te passen aan de werkelijkheid van een diverse samenleving. Het is van belang vast te stellen dat ‘nieuwe’ bevolkingsgroepen bijdragen aan de ontwikkeling van onze maatschappij, cultuur, taal en economie. Het is goed als we in de politiek en in onze partij die veranderingen omarmen, omdat dit het draagvlak voor samenwerken  versterkt en het uitnodigend is. We worden er met z’n allen sterker en creatiever van.

Elke nieuwe crisis laat zien dat door de ongelijkheid in de maatschappij verschillen alleen maar groter worden. We hebben meer mensen nodig die verbinden, confronteren en het lastige gesprek aan durven gaan binnen  overheid en bedrijven. Op besluitvormingsniveau moeten meer bi-culturele professionals instromen. Onbedoeld uitsluiten is een blinde vlek in organisaties, bij instroom-, doorstroom- en uitstroomprocessen. Bedrijfsleven, onderwijs, overheid en politiek kunnen zich bewuster richten op het ontwikkelen van talent, omdat de vijver met dat talent veel groter is dan waar men nu in vist. Dat geeft kansen voor een ieder, ongeacht afkomst of sociale status. Daarbij vinden wij dat we ons nu vooral moeten richten op de jongeren vanuit de gehele gemeenschap die zich al jaren niet gehoord voelen.

Draagvlak en de media
Diverse media (van kranten tot alles wat op internet verschijnt) leveren hun bijdrage aan bovenstaande ontwikkeling. Scherpe onafhankelijke analyses van de standpunten van alle spelers in het spel, bereiken slechts een beperkt deel van de bevolking. De grote versnippering van nieuwsvoorziening (dankzij digitalisering en de relatief eenvoudige manier om zelf nieuws te maken) maakt dat de kiezer zich qua informatievoorziening in zijn eigen ‘bubbel’ terugtrekt en afgesloten lijkt te zijn– of wil zijn– van informatie die het eigen denken uitdaagt. In tegenstelling wat door populisten regelmatig wordt verklaard, dat de media vooral in zogenaamde linkse handen zijn, lijkt de invloed van rechtse opiniemakers veel groter te worden. Het grote verschil onder bevolkingsgroepen in kennis over media, het gebruik en de betrouwbaarheid ervan (mediawijsheid)versterkt dit proces. Hoewel er soms energie wordt gestoken in het checken van de juistheid van de uitspraken van politici, is er weinig sprake van structurele waarheidscontrole op uitspraken in de media. Er is behoefte aan een onafhankelijke onomstreden partij die gevraagd en ongevraagd een beargumenteerde toetsing doet van het waarheidsgehalte van uitspraken die via de media verspreid worden. Tegelijkertijd is een dergelijke onafhankelijkheid in de huidige tijd van polarisatie een moeilijke opgave en moet die al helemaal niet door politieke partijen worden geëntameerd. Uiteindelijk is de waarborg voor het waarheidsgehalte altijd de ontvanger zelf. Daarom zijn wij voor een forse investering in het mediawijzer maken van alle Nederlanders. Zeker ook omdat de digitalisering van de media bijdraagt aan de tweedeling van de samenleving. Het is van belang dat alle burgers weten hoe om te gaan met (digitale) media en hoe de verspreide informatie op feitelijkheid te checken. D66 zou als onderwijspartij bij uitstek meer aandacht moeten hebben voor een structurele aanpak van digitaal- en mediawijsheid onder de bevolking, vanaf de lagere school tot in het verzorgingshuis, vanuit de achterstandswijk tot in de villawijk.

Draagvlak en de meerderheid
Regeringscoalities worden gevormd door partijen die bereid zijn werkbare compromissen te sluiten, omdat zij openstaan voor andere opvattingen. Vanwege de omvang van de al dan niet populistische partijen op de flanken en partijen die daar tegenaan leunen, steunen coalities vaak op krappe meerderheden. Coalities gebaseerd op een ruime meerderheid verdienen de voorkeur. Krappe meerderheden leiden, om coalitieafspraken na te komen, tot een gedrag waarbij elke stem telt en fractiediscipline voorop staat, in plaats van ruimte voor genuanceerde afwegingen van elk Kamerlid afzonderlijk.
Het zou gezonder zijn, als we uitgaan van onafhankelijke Kamerleden met een eigen mandaat, die zich wel verbonden weten in een fractie. Daarbinnen leveren zij met eigenstandige opvattingen, bijdragen  aan belangrijke besluiten. Afwijkende opvattingen, met uitzondering van hetgeen is ondertekend bij een coalitieakkoord, mogen niet gevoelens van ‘verraad’ oproepen. Het zal de politiek in de ogen van de burgers/kiezers meer vertrouwen kunnen geven als volksvertegenwoordigers weer meer vanuit eigen opvatting opereren en het zal stimulerend werken op de belangstelling voor hetgeen op het Binnenhof gebeurt. Passend daarbij is dat D66 niet zou moeten deelnemen aan een coalitie als het akkoord uitvoerig en gedetailleerd is. Dit is een voorwaarde die bevordert dat fractie en Kamerleden zichtbaarder zijn in de samenleving en de politiek weer meer geloofwaardig wordt. Politieke partijen, zeker D66, zijn verenigingen waarin ruimte moet zijn voor verschillende opvattingen en het debat daarover. Dat geldt ook voor de verschillende geledingen binnen een partij. Over een aantal beginselen en hoofdpunten is overeenstemming, maar dat hoeft niet zo te zijn voor al het beleid en de uitvoering daarvan. Er is geen noodzaak om als politieke vereniging en fracties automatisch dezelfde opvattingen naar buiten te brengen. Als tijdens een congres voorstellen door leden worden ingebracht in de discussie, dan wil een Kamerlid nog wel eens interveniëren met de mededeling dat het voorgestelde niet overeenkomt met hoe de fractie zich eerder in de Kamer heeft opgesteld. Hier zouden we de wederzijdse onafhankelijkheid moeten koesteren. Er is geen reden om als politieke vereniging niet vrijelijk standpunten te uiten, terwijl de fractie zich anders opstelt in het belang van de coalitie mede als gevolg van formatieafspraken. Het moet mogelijk zijn dat je als politieke vereniging luid en duidelijk opkomt voor het opnemen van wezen uit Griekenland, terwijl de fractie kiest voor de coalitie en de continuïteit daarvan. Het zal de politiek voor de bevolking meer transparant maken en wellicht stimulerend zijn voor hun deelname aan het politieke proces, onder andere door lid te worden, of om in de eigen kring intensiever over politieke onderwerpen te spreken.